Meduza: 500 dagen oorlog in Oekraïne

‘In een oorlog is de waarheid het eerste slachtoffer’. 500 dagen oorlog en altijd was er wel een analist die het benoemde. Maar dat het anders kan, zagen we ook terug op televisie. In journaals werden op straat Russen geïnterviewd die andere media volgden dan de staatsmedia. Die zich niet echt durfden uitspreken, vanwege de enorme risico’s, maar duidelijk een andere mening waren toegedaan.

Als Nederlander vraag ik het me soms wel af hoe ik, los van de wapen- en financiele steun van Nederland, een bijdrage kan leveren die de vreselijke oorlog in Oekraïne beïnvloedt. Deze oorlog is bij uitstek ook een informatieoorlog. Je kunt indirect helpen door tegenwicht te bieden aan de propaganda van het regime, door Russen in contact te brengen met onafhankelijk nieuws. Meduza is een van de laatste onafhankelijke kranten van het land. In april 2022 werd het tot ‘buitenlands agent’ bestempeld, waardoor alle vaste adverteerders vertrokken. Sindsdien werkt de krant in ballingschap in de Baltische staten en zijn ze voor hun bestaan afhankelijk van crowdfunding.

Als onafhankelijke media het zwijgen wordt opgelegd krijgt de dictatuur gelijk. Om dat niet te laten gebeuren kun je als Europeaan, als Nederlander een bijdrage leveren. Zo help je onafhankelijke nieuwsgaring in Rusland, van mensen die er de weg kennen als geen ander. Lees hier de nieuwsbrief die Meduza schreef, uit het Russisch vertaald en doneer:

Beste lezers!

Dit wordt een vrij lange brief. Misschien wel de langste die we je in de afgelopen twee jaar hebben gestuurd. Het spijt me, er is veel te zeggen. We zullen proberen je niet te veel te vervelen. Het is niet gemakkelijk om hierover te praten, maar het lijkt nodig. En al die 500 dagen die zijn verstreken sinds het begin van een grootschalige oorlog (onvoorstelbaar), en gedurende vele jaren voorafgaand aan de oorlog, leven we met één – het lijkt voor velen van ons normaal – gevoel. Dit gevoel is angst. We zijn bang voor dierbaren, voor kinderen, voor ouders. We zijn bang voor de toekomst. We zijn bang voor het “systeem”, we zijn bang onze vrienden, onze baan, te verliezen. We zijn bang om een ​​extra of verkeerd woord te zeggen, om afgewezen te worden, om verschoppelingen te worden. We zijn bang om naar de gevangenis te gaan. We zijn bang om door een of ander van onze actie – of, waarschijnlijker, passiviteit – het ongeluk dichterbij te brengen, om het onherstelbare te begaan. We zijn bang dat op een dag een gek op de rode knop drukt (ik vraag me af of die echt rood is?) en onze wereld vergaat.

Weet je, er is bijna niets walgelijker dan dit gevoel. En in het algemeen, en nu, wanneer Rusland Oekraïne bombardeert, vooral omdat de mensen die de oorlog hebben ontketend echt willen dat we zwijgen en bang zijn.

Tegelijkertijd weten we zeker dat er maar één zekere manier is om van angst af te komen: in zijn ogen kijken.

Toen we in 2014 Meduza lanceerden, bedachten we een truc die ons vaak hielp om met deze angst om te gaan. We hebben besloten dat niet bang zijn voor ons is om te leven, alsof we degenen die ons proberen bang te maken niet opmerken. Doen alsof ze niet bestaan. Stel je voor dat we onder normale omstandigheden normale media bouwen. “We zullen ons werk doen alsof er geen Roskomnadzor is, noch het parket van de procureur-generaal, noch het ministerie van Justitie, noch het Kremlin – dat wil zeggen, niemand wiens werk volledig tegengesteld is aan het onze: sluiten, verbieden, intimideren, beperken , blok. Elke keer dat we bang zijn, zullen we onszelf hieraan herinneren. Dit was tot april 2021. En deze truc werkte van tijd tot tijd. Hoewel, om eerlijk te zijn, niet altijd.

Buitenlandse agenten

In april 2021 werden we uitgeroepen tot “buitenlandse agenten”. Toen we zagen hoe de meeste van onze adverteerders verdwenen (we verwijten of veroordelen niemand; dit is een moeilijke en begrijpelijke beslissing voor ons), wendden we ons tot jullie, onze lezers. We herhalen graag voor de honderdste keer: jij was het die ons redde. Dankzij jou heeft Meduza het overleefd en is hij blijven werken.

Het was in veel opzichten een belangrijke les voor ons. Tienduizenden mensen kwamen onbevreesd naar buiten om ons te steunen. Ook wij keken onze angst in de ogen en die verdween. Hij verdween echter niet. Je herinnert je natuurlijk het verhaal over de “dobbelstenen” over “buitenlandse agenten”, waardoor we zoveel kritiek kregen. We walgden er zelf van om het aan te trekken – hoewel we probeerden dit insigne met een glimlach op ons gezicht te dragen. We wisten dat het Kremlin had besloten Meduza te vernietigen en we gingen ervan uit dat deze status zou worden gevolgd door strafzaken. Onze verslaggevers en redacteuren in Rusland, hun ouders, kinderen, vrienden en familieleden zullen worden aangevallen. Onze geliefden. Als de “dobbelstenen” de risico’s kunnen verminderen voor degenen van wie we houden, laat het dan maar hangen. Het leek ons ​​dat we, door op juridisch gebied te blijven, meer konden doen – niemand kon ons tenslotte vertellen hoe en waarover we moesten schrijven.

Na het begin van een grootschalige invasie, het blokkeren van Meduza, het verklaren van ons een “ongewenste” organisatie, werd duidelijk dat niet alleen onze medewerkers, maar jullie allemaal, onze lezers, worden bedreigd. Elke actieve interactie met Meduza dreigt met ernstige problemen. Wij willen absoluut niet de oorzaak zijn van deze problemen – en waarschuwen u oprecht voor alle gevolgen.

Het lijkt ons echter dat deze cirkel van angst doorbroken moet worden. Omdat angst ons heeft gebracht waar we allemaal zijn geëindigd.

500 nachten

Het is 500 nachten geleden sinds de nacht dat we elkaar wakker maakten met berichten: “Wakker worden, dit is oorlog, het is begonnen.” Wat veranderde? Je weet dat dat alles is. En het land waarvan we ooit hoopten het “mooie Rusland van de toekomst” te maken, bestaat niet meer, en dat vorige leven bestaat niet – en zal ook niet meer gebeuren. En wij zijn er niet meer.

Er komt een ander leven. Er komt een ander land. En we zullen anders zijn. Maar er is één noodzakelijke en voldoende voorwaarde voor de toekomst. U kent hem, we schreven deze woorden in brieven aan u, we zeiden ze tegen elkaar. Wees nergens bang voor. Al het verschrikkelijke is al gebeurd. Er is niemand anders dan wij om hiervoor de verantwoordelijkheid te nemen. En er is niemand anders dan wij om het te repareren.

We hebben te lang geleefd met deze truc om degenen die ons bang proberen te maken te negeren. Die tijd ligt achter ons. Nu moeten we leren niet echt bang te zijn. We zullen doen waar we goed in zijn: leren, onderzoeken, vastleggen; vertellen wat we hebben ontdekt. En we hebben uw hulp nodig.

https://support.meduza.io/en

‘Een oase’ (Fragment uit: van Den Haag naar Keulen pt. III)

In mijn novelle (werktitel: Van Den Haag naar Keulen en terug) schep ik een literaire vertelling van vijftien jaar uit mijn leven. Het boek is opgedeeld in vier delen, waarvan ik hier fragmenten deel. Dit fragment is afkomstig uit deel III (‘Onder druk’) en speelt in 2019.

Er klinken sirenes. Voor mijn oog gloeit de omgeving rood op. Mijn huisgenoot schreeuwt weer naar boven. Ik spring uit bed, ren naar de ramen en trek met een ruk de gordijnen open. Buiten zie ik niets anders dan het verlaten kruispunt van een doorgaande weg.

Vanuit het tweepersoons bed klinkt gelach van mijn vader, met wie ik deze hotelkamer in Berlijn deel. De brand, die in mijn vorige huis in de keuken uitbrak terwijl ik erboven lag te slapen, is nooit uit mijn systeem verdwenen. Het gebeurt zelden, maar als ik een schroeigeur ruik staan mijn zintuigen subiet op scherp. Ik ben te beschaamd om mijn verontwaardiging te laten merken.

Dat ik zo reageer heeft misschien met meer te maken dan alleen een voorbijrijdende brandweerwagen. Toen ik samen met mijn vader op fietsvakantie ging werd ik ziek en moest mijn moeder ons al de eerste dag komen ophalen. Later in de Franse Alpen, ik was toen 24, kreeg ik op de eerste avond een aanval van benauwdheid en vluchtte naar buiten, biddend tot een God waarin ik niet geloof, ervan verzekerd dat dit mijn einde was. En ook nu word ik rustiger als ik een paar dagen later met vijf onbekenden in een trein-couchette zit, de stad uit. Dat is althans het doel.

Reizen

Bij een station in een buitenwijk van de stad houdt de trein plotseling halt. ‘We hebben geen machinist’, roept een stem door de intercom, alsof de bestuurder onverwacht in rook is opgegaan. ‘Het kan een uur duren voor we verder kunnen’. Op mijn sokken loop ik een rondje over het godverlaten perron; dit is reizen, denk ik, me tevreden overgevend aan de situatie. Terug in de couchette moet ik denken aan een hele slechte Nederlandse film over een eindeloze file, waarin van alles tussen de automobilisten ontstaat. Ditmaal zijn we met zijn zessen tot elkaar veroordeeld. Mijn reigenoten lezen wat, scrollen verveeld op hun telefoon en kijken zuchtend naar buiten. Maar omdat je dat niet eeuwig volhoudt begint de meest spraakzame van de inzittenden, een man van een jaar of dertig, een gesprek. Ook ik word uitgehoord. In mijn beste Duits, en dat is niet heel best, doe ik een gooi en vertel over het bezoek aan Dresden en mijn kampeerplan. “Ah, Sächsische Schweiz, das ist sehr shön”, reageert hij, waarop anderen hem met eigen ervaringen bijvallen. Al snel ben ik juist blij met mijn slechte Duits, dan kan ik me van de domme houden als dat uitkomt.

Aan de Elbe

Ik ontmoet mijn host op de binnenplaats voor de deur, waar hij net de band van zijn oude racefietsje plakt. Zonder zijn vette hand te willen schudden wijst hij een plek voor mijn fiets en het appartement boven. Mario blijkt ook schrijver en is zo gastvrij dat het lijkt alsof ik bij hem inwoon. Als hij ’s ochtends vertrekt zet ik koffie op het gasstel en kijk uit over de binnentuinen aan de achterkant. De lucht trilt in de verwachting van een hete dag. Achter de rij huizen die mijn zicht inperkt stroomt de Elbe dunnetjes door het brede rivierbed, als een jongetje in te ruime kleding van zijn broer. De rivier vormt een barrière met het centrum, die met machtsvertoon door drie bruggen wordt overwonnen. Na het avondeten pak ik de fiets en rijd de straat uit en passeer een groep jongeren die bij het kruispunt op de stoep zitten te praten. Verderop worden in de rivierbedding vuurtjes gestookt en wordt gedronken.

Als ik mijn gastheer de volgende ochtend spreek vraag ik hem over de deelstaatverkiezingen, waarvoor aan iedere lantaarnpaal een poster hangt. “Bijna de helft van de stad stemt Afd”, vertelt hij hoofdschuddend. Na de politieke rollercoaster van Hambacher Forst, waar ik me vorig jaar mengde onder de actievoerders, verdiep ik me opnieuw spontaan in de Duitse maatschappij. Ik vind dit DDR-restant interessanter dan het historisch centrum van Dresden, dat na het bombardement in 1945 tientallen jaren in desolate staat verkeerde. Het is nu weer spic en span, maar voelt zo georkestreerd dat het is alsof ik door een museum loop. Ergens voelen dit soort operaties ook wrang; alsof het rijke West-Duitsland na 1989 miljoenen injecteerde in het centrum, maar daarbij de inwoners vergat. Ik ben blij als ik na een warme lunch op de pedalen stap; op naar de rivier, die me stroomopwaarts naar de grens voert.

Sächsische Schweiz

Vanaf mijn tent kijk ik uit over velden, die heuvelaf overgaan in de bossen van het natuurgebied. Rotsformaties doemen er als Boheemse monolieten op uit het groen. Links van mij loopt de weg dood in een rondje om een majestueuze eik, alsof die het einde van de wereld markeert. Het voelt onmiskenbaar alsof hierachter alles ophoudt, een gevoel dat versterkt wordt door de grens die werkelijk achter de heuvels ligt. Leek de stad eerder een hoogtepunt, vanuit het gras blijkt Dresden niet meer dan een tussenstop naar contemplatie. Ik verbaas me over die verwijding van mijn bewustzijn. Ineens durf ik mezelf te zijn te midden van vreemde stemmen van campinggasten rondom mij en voel me rustig.

Terwijl de zon buiten mijn zicht achter de horizon verdwijnt, komen uit het dal plukjes wolken omhoog trekken. Vanachter bosschages doemt af en toe een wolkje op, die dan, nu hij toch zichtbaar is, stiekem de heuvel een stukje optrekt en vervolgens rechts weer uit beeld verdwijnt. Terwijl ik mijn brood eet kijk ik gefascineerd naar het schouwspel. Dan krijg ik een idee. Ik posteer een pak sinaasappelsap op tafel en zet mijn telefoon er, op het dal gericht, tegenaan. Ik eet met ingehouden adem, want hij mag niet bewegen (!), en film hoe de wolken de heuvel met iedere golf verder optrekken, steeds dichter naar de camping toe. Het is mooier dan ik had durven dromen; met deze zeven minuten kan ik een mijn eerste timelapse maken!

Als ik even later van de camping wandel, de heuvel af en de landerijen in, is de vrijheid totaal. Toch is er ook een ander stemmetje dat twijfelt en voor het eerst stelt hij nu eens zinnige vragen. Want hoe moet het straks verder als ik over een paar dagen wakker word in mijn eigen bed? Ik denk aan het team op werk, waar ik eigenlijk niet lekker op mijn plek zit en aan mijn beperkte sociale leven. Weifelend luister ik naar een vogel, kijk naar het laagland rechts van me en staar weer naar de bossen die inmiddels half verscholen gaan in de wolken. Wolken die de klare lucht hebben ingenomen en de weersverandering markeren die op de drempel staat. Nog één moment sta ik stil en adem diep in; dit zou voorlopig weleens mijn laatste oase kunnen zijn.

Het bos waarop RWE zich stukbeet: mijn bezoek aan Hambacher forst

Ik ben verguld, terwijl ik over het ongebruikte asfalt fiets. Er is voor mij nooit iets mooiers geweest dan onbereden paden verkennen. En deze weg loopt letterlijk nergens heen. Hij is verweerd, de strepen zijn nauwelijks nog te zien. In de randen staat onkruid en er is hier in tijden geen auto geweest die haar bestuurders na het werk naar huis bracht. Maar hoe onbestemd de weg ook mag zijn, de grond eronder is dat niet. Ik rijd letterlijk over de brandstof die bestemd is voor de machines die voor mij opdoemen. De grootste machines ter wereld, dat kun je aan de Duitsers wel overlaten. Ze ronken en lonken naar de bruinkool die zich heeft gevormd uit de koolstofresten onder deze weg. En het bos dat links van me ligt; het Hambacher bos.

Het is 2 september 2018 en ik ben hier omdat de deelstaat Noordrijn Westfalen vastbesloten is het laatste stuk van een eeuwenoud bos te kappen voor de uitbreiding van de gelijknamige dagbouwmijn. De tegenkracht; een groep van meer dan honderd actievoerders die zich in het bos hebben verschanst.

Voorbereidingen

De avond tevoren verdiep ik me vanuit een airBnB in het nabijgelegen Jülich in de materie. Op mijn telefoon lees ik over de lopende rechtszaak, omdat er beschermde dieren zijn aangetroffen. Zoek krantenartikelen op om meer te weten te komen over de publieke opinie. En, niet onbelangrijk, zoek uit hoe ik in het bos kom en of dat sowieso wel mogelijk is met alle politie. Het rommelt hier al weken. Thuis had ik al met ontzag gekeken naar de actievoerder die zich vastketende aan een van de machines, waardoor de energiecentrale uren stil lag. Minder eenduidig was ik over de actievoerders die zich aan de spoorrails vastketenden, waar de kolentransporten overheen gaan. Hoe effectief zijn dit soort acties als de overheid van de brandstof afhankelijk is voor de elektriciteitsvoorziening van het land? Als ik mijn Duits flink heb geprikkeld en weet hoe ik bij de toegangsweg kom, leg ik de telefoon weg en ga slapen.

Uitzicht op de Sophienhohe

Op weg naar het bos

Negen uur ’s ochtends sta ik naast een spoorweg, mijn hart klopt in mijn keel. Even stop ik om water te pakken en moed te verzamelen, voordat ik op het politiecordon af fiets dat de toegangsweg afgrendelt. Zes busjes. Alles wordt doorgelicht, inclusief mijn fietstassen. Ik zie mijn ID het busje in verdwijnen. Wat mijn doel hier is? Ik presenteer me als lokaal journalist, een bezwering die in democratische landen werkt als een vrijgeleide. Worstelend en in hakkelend Duits probeer ik het kruisverhoor te pareren. Ik begrijp de inzet, want niemand die van nut kan zijn voor de actievoerders (eten en drinken) willen ze erin, ze proberen de actievoerders uit te roken. Als de politie begrijpt dat ik een alibi heb en straks naar de Eifel vertrek voor mijn vakantie, mag ik door.

De weg loopt dood in een lage wal, links van me het bos. Voor me kan ik de bovenkant van de mijnbouwmachines zien. Hier parkeer ik mijn fiets tegen een vangrail en zet hem op slot. Opnieuw verhoogt mijn hartslag, terwijl ik aftastend de eerste stappen het bos in zet. Al snel komt er een man achter een boom vandaan. Een wild uitziende jonge gast, in camouflagekleding, die wantrouwig op me afloopt en me in onverstaanbaar Duits ondervraagt. De stemming is duidelijk, iedereen heeft de politieacties van afgelopen dagen op het netvlies en weet dat een grootschalige ontruiming wordt voorbereid. Vermoedelijk de grootste politieontruiming in de recente Duitse geschiedenis. De jonge man wijst me door met een routebeschrijving waar ik niets van begrijp en neemt zijn plek weer in achter de boom. Het lijkt wel een spookhuis.

Bordje op de toegangsweg van het bos: ‘U verlaat de gewelddadige sector’

Bos of oorlogsgebied

Nietsvermoedend schijnt de zon door de bomen. Ik loop door een gevarieerd bos met veel loofbomen en allerlei soorten. Soms kom ik een barriccade tegen, van een oude koelkast, een fiets, hout en ander puin. Het bos voelt als een oorlogsgebied, je weet hier niet wat je om de volgende hoek zult aantreffen. Ik weet bovendien niet waar de kampementen zijn, hoe de mensen zijn en hoewel ik iemand over de telefoon heb gesproken gisteren, voelt het onveilig. Daarnaast is het volstrekt onwerkelijk om hier te lopen, na alles wat ik erover heb gezien en gehoord. De actievoerders die hier al jaren in de bomen zitten, de vele acties die zijn gevoerd. Wat deze plek betekent en wat hier straks gaat gebeuren? Wat de waarde is van de plek? Ik heb zoveel vragen, maar laat vooral mijn zintuigen het werk doen. Laat de camera draaien.

Een van de vele bouwwerken in het bos

Ontmoeting met de mijn

De aanblik van een grote dagbouwmijn doet iets met je wat moeilijk te beschrijven is. Het is misschien het beste te vergelijken met de zee, die prachtige creatie die rust brengt en genoegen. Die symbool staat voor reinheid en boordevol leven zit. Een mijn is de zee in omgekeerde vorm. Machines hebben een put gegraven van bijna 300 meter diep en vele kilometers in oppervlakte. Het resultaat is zo groot, bij het weerbericht kun je hem zien vanuit de ruimte. De schaal is volkomen absurd, het is een creatie die alleen mensen kunnen maken.

Het verwarrende is de communicatie rondom de mijn. Een dag eerder was ik het naastgelegen park aan het verkennen, om te kijken of ik al dichtbij kon komen. De wand naast de mijn, de Sophienhohe, is meer dan 100 meter boven NAP. Ze bestaat uit afvalmateriaal uit de mijn dat hier in de eerste periode werd gedumpt. Toch noemt men het Naturschützgebiet en voert er natuurbeheer alsof er niks aan de hand is. Er zijn vrolijke infoborden, uitzichtpunten en wandelroutes.

Toen ik over het karrespoor omhoog fietste, stuitte ik op een heel ander bordje die me verbood dichterbij te komen. Ik hoorde de machines draaien. De vrolijke communicatie gaf me de indruk dat de overheid het volstrekt rechtvaardig vindt wat hier gebeurt. Ze loopt schaamteloos met de verwoesting te koop. Maar, realiseerde ik me ook, zij heeft al sinds de jaren ’60 niet anders gedaan. Vier dorpen hebben al geweken voor deze mijn. Rücksichtslos, zoals ze hier zeggen. Minder dan in de nabijgelegen Garzweilermijn, waar voor Lützerath al veertien dorpen van de aardbodem verdwenen. Voor sommige mensen is het vast een ‘fact of life’, maar ik merk ook dat er breed weerstand is tegen deze praktijk. Misschien is dit wel een haalbaar doel van de actievoerders, om het gepropageerde beeld van de overheid wat bij te stellen.

De Garzweilermijn, 30km verderop, waar nu wordt gestreden om het dorp Lützerath (foto: 2014)

Antifa

In het bos zie ik actievoerders van verschillende soorten. Het eerste kampement bestaat uit boomhutten, sommigen zijn met touwladders verbonden. Ze hebben een heel kamp opgebouwd. Beneden spreek ik twee jongens, die van de weekendafdeling blijken te zijn en doordeweeks naar school gaan. Veel andere actievoerders lijken minder geworteld in de maatschappij. De van traditie grote antifa van onze buren is ook hier flink aanwezig. Leuzen als ‘burn patriarchy’ vliegen je op grote spandoeken om de oren. Er wordt niet alleen gestreden om het bos, het verzet keert zich ook tegen het kapitalistisch systeem en nadrukkelijk tegen mijnuitbater RWE. Tussen het bos en de mijn is een soort dead-zone, waar niets meer overeind staat. Als ik naar de rand loop om een foto te maken krijgt de bewaking me in de gaten. Ze patrouilleren als legertroepen onder de rand van het hoger gelegen bos. Ik weet niet hoe snel ik terug het bos in kan.

Twee weken na mijn bezoek ontruimt de politie met groot machtsvertoon het bos. Duizenden ME’ers worden ingezet in wat waarschijnlijk de grootste Duitse politieoperatie is sinds de Tweede Wereldoorlog. Hoewel de ontruiming succesvol is, is de strijd niet gedaan. De actievoerders keren al snel terug. Kort daarna oordeelt de rechter in een voorlopige uitspraak dat er niet mag worden gerooid. RWE telt hierop zijn knopen: Hambi bleibt!

De Hambachmijn zou aanvankelijk tot 2040 draaien. Twee dorpjes, Morschenich en Manheim stonden op de nominatie te verdwijnen, net als het Hambacher Forst. Die blijven nu behouden. Na een (klimaat)koerswijziging van de regering moet de mijn nu tot 2029 in bedrijf zijn. De nabijgelegen mijn bij Lützerath (Garzweiler) stoot in 1 jaar evenveel CO2 uit als heel België. In 2022 is de kolenstook in Duitsland toegenomen met 13%, tot 33% van de energieopwekking.

Hoe de markt de uitbuiting in de kassen oplost

Ik trek net mijn werkshirt over mijn hoofd als achter mij Tomasz de kleedruimte in komt. Hij kijkt geërgerd en wappert woest met een papiertje. ‘Ah, het is dit contract’, zegt hij als ik ernaar vraag.

Even daarvoor heb ik zelf een nieuw exemplaar getekend. Ik mag niet langer in dienst werken bij de tuinder in Moerkapelle, maar word op een contract bij een uitzendbureau gezet. Payrolling, noemen ze het, een opkomende contactvorm om ondernemersrisico mee te ontwijken. Ik blijf er onverschillig onder, omdat de voorwaarden me niet gelijk raken, maar voor Tomasz en zijn Poolse collega’s is het een ander verhaal. ‘Ik heb gewoon een ander contract gekregen’, briest hij. Hij krijgt minder betaald dan ik, maar dat is het enige niet: ‘Hier staat dat ze de voorwaarden altijd mogen wijzigen’. Tussentijds en eenzijdig.

Achterbaks

Het is voor mij de spreekwoordelijke druppel, eindelijk wint mijn woede het van de onverschilligheid. Ik ben de kas uitgestuurd toen de temperatuur in de zomer tegen de 50 graden aantikte; m’n Poolse collega’s werkten door. Ik ben de kas uitgestuurd iedere keer als ze begonnen met ‘spuiten’ (gif); m’n Poolse collega’s werkten door. Zij bleven gewoon in de paden lopen, tussen planten nat van het gif, terwijl de fijne nevel ervan door de hele kas heen wervelde. Gek genoeg was het niet de gezondheid van de specifieke werknemers die me het meest boos maakte. Het was de achterbakse houding van de tuinders, die als vanzelfsprekend aannamen dat ze zo met anderen konden omgaan.

Deze week maakte de NRC een item over de beroerde woonomstandigheden van arbeidsmigranten. Zij gingen op zoek bij een doorsnee woonhuis waarin vijftien arbeidsmigranten woonden. De eigenaars kwamen ermee weg. Het past in een lijn; terwijl de migranten op een schandalige manier worden uitgebuit kijken wij weg. We hebben ze nodig, klinkt het steevast. Maar is dat wel zo?

Tuinbouw loopt vast

In de tuinbouw gaan de argumenten voor een grote sector in elk geval steeds verder onderuit. Het paradepaartje lijkt haast de door stikstof geplaagde landbouw achterna te gaan. Wat gebruiken kassen namelijk het meest? Ruimte, arbeidskrachten en gas. Daarnaast is er de kennis, waarop we ons als Nederland, met de Wageningen Universiteit in het achterland, maar al te graag beroepen. En dat mag wel zijn, intussen loopt het op de belangrijkste drie assen vast.

Eigenlijk hebben we ze geen van drieën nog. Veel arbeidskrachten komen uit Oost-Europa. Het leeuwendeel van de Nederlanders zit niet op ze te wachten, we hebben geen fatsoenlijke plek om ze te huisvesten en dus leveren we ze uit aan louche uitzendbureaus en kijken de andere kant op. Over gas hoeven we het volgens mij niet te hebben (nog los van de vraag waarom we in een zeeklimaat paprika’s en bloemen telen in de winter, terwijl alle klimaatseinen op rood staan). En ruimte, daaraan krijgt ons land een steeds groter gebrek. We hebben het hele Westland volgebouwd met kassen, terwijl de Randstad siddert onder het woningtekort. Weinigen durven het hardop te zeggen, maar zonder landbouwgrond om op te bouwen heeft ons land een levensgroot probleem.

‘Ik heb veel geleden’

Het item van de NRC was duidelijk over de oorzaak van de uitbuiting: er is geen prioriteit. De economie gaat voor en de massa geeft gewoon geen zier om hoe met arbeidsmigranten wordt omgegaan. Na excessen worden met veel bravoure commissies opgericht, zoals recent die van Emile Roemer, die met de vuist op tafel slaan. Vervolgens is er geen enkele politieke noodzaak om in beweging te komen. Intussen lijken we af afgegleden naar een soort plantageprincipe. Ik heb daar ooit eens een boek over gelezen van iemand die ‘veel had geleden’ en vraag me af of we daar willen zijn.

De vraag is daarom of het in deze sector niet een tandje minder mag. Mijn gebeden lijken stilletjes te worden verhoord. En niet omdat de politiek in beweging komt; het is juist doordat zij, misschien wel moedwillig, op hun handen blijven zitten. Begin oktober kondigde megatuinder Plantise (Bleiswijk, 50ha kassen in Nederland) aan dat ze stopt vanwege de gasprijzen. En ook de tuinders in het Westland komen inmiddels in de problemen. Zo lijkt het dat de markt een politiek probleem oplost waar niemand lang de vingers aan durfde te branden. Instemmend kijken Emile en ik deze winter toe.   

Kader: de ervaringen uit dit verhaal zijn gebaseerd op de tijd dat ik werkte in de kassen in Moerkapelle (2013-2015). De tuinder daar verbouwde mini-gerbera’s

Twee maanden muizenleed

In de hoek van de kas hoor ik gezoem. Een zweefvlieg is hopeloos verstrikt in spinnenrag en wordt met de voorpoten druk bewerkt door een langpootspin. Een kleinere spin zit even verderop en komt ook helpen. Ook als ik de kas al helemaal water heb gegeven, het is er 26 graden met dit weer, zoemt het beest nog, in een poging zijn doodsstrijd te winnen. Even moet ik denken aan de muis, die gister op soortgelijke wijze vast zat, voor ik hem doodde. Is er eigenlijk een verschil?

Filosofen

Er was een periode waarin ik veel filosofen las, in een poging iets van mijn plek op deze aardbol te begrijpen. Ik las er over het gematigde midden van Aristoteles, over de esthetiek van Nietzsche en leerde bovenal hoe wij ons mensen verhouden tot het dierenrijk. Het verschil tussen mens en dier is, om het even in hedendaagse woorden te zeggen, dat wij kunnen reflecteren. Wij doden niet uit instinct, maar besluiten dieren op een bepaalde manier te houden, waarna we ze effectief en met zo min mogelijk lijden doden in een slachthuis. Hoe we dat doen, daar kun je van alles van vinden en precies het feit dat wij het kunnen beargumenteren en zo ethiek kunnen ontwikkelen, zet ons een treetje hoger dan de dieren. Tegelijk zijn wij zoogdieren, behoren we tot het dierenrijk en hebben allerlei filosofieën ons juist afgedreven van onze belangrijke, instinctieve aard.

Huismuis

Hoe ethiek werkt was afgelopen maanden te zien op de 40 vierkante meter van mijn huis. Daar liep een huismuis rond die ofwel slimmer was dan ik, of gewoon te wantrouwig om ergens in te trappen. Vooropgesteld, ik heb niks tegen het diertje, want ze zijn eigenlijk wel schattig. Maar mijn huis is geen geschikte woonplek voor muizen. Daarom begon ik met het kopen van een diervriendelijke val. Ik plaatste er pindakaas in en hoopte er het beste van. Zero interesse. In week twee besloot ik vallen bij te plaatsen, zonder succes.

Muisje trotseerde alles, van vallen tot gif. Terwijl ik de kamer brandschoon hield vrat hij aan kabels, groef woest in mijn plantenpotten en piste en poepte overal waar het hem uitkwam. Zelfs met lokmiddel (je hebt geen idee wat ik heb uitgegeven) in de levende val wist hij nog een truc uit te halen, waardoor hij fluitend weer naar buiten liep.

Vreselijke oplossing

Na weken met oordoppen slapen tegen het geritsel, onrustige nachten en hopeloze irritatie en frustratie, kon ik er niet meer omheen. Ik moest nu kiezen voor mezelf. Zou ik die vreselijke oplossing moeten gebruiken, de lijmval? Ik besloot tot een middenweg. Ik zou hem uitzetten als ik in de buurt was, zodat ik het dier gelijk uit zijn lijden kon verlossen. Zo zou hij door de val niet extra hoeven lijden. Laat ik het erbij houden: het was geen fijne avond. Maar nu het grote opruimen is begonnen zie ik dat ik in feite keurig de ‘escalatieladder’ ben afgelopen. En dat precies dat is wat mij mens maakt, tot iemand die reflecteert en dan een afgewogen keuze maakt. Het dierenrijk is gruwelijk en wij kunnen ons best doen om de wereld ietsje mooier te maken.

Aanpassingen

In de kas van onze tuin kan dat ook. Door deze winter een aanpassing te maken, waardoor insecten die ons helpen de planten te bevruchten, gemakkelijker in en uit kunnen vliegen. En door het spinnenrag weg te halen. Uit de filosofie weet ik namelijk ook dat die spinnen bestaan bij de gratie van onze kas. Waar zouden ze anders zo droog zitten en zoveel voedselaanbod hebben? Zo zul je toch keuzes moeten maken, de vliegende insecten redden of voer leveren voor de spinnen. Gelukkig is dat precies waar we zo goed in zijn. We doen het misschien niet altijd, maar we kunnen het wel!

De oude man komt voor de val

Wat zijn de overeenkomsten tussen Oostenrijk-Hongarije, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten? Ze werden voor hun val alle drie geleid door oude mannen.

Je zou zeggen dat de opvolger van het machtige Habsburgse Rijk verslagen is door kwade krachten van buitenaf. De Oostenrijkers raakten tijdens de Eerste Wereldoorlog immers slaags met Rusland. Maar het grootste probleem was niet dat Russen op Oostenrijkers schoten. Dat waren de vele volkeren in het rijk, die eigenlijk een winkeltje voor zichzelf wilden beginnen. Zij veroorzaakten een diepe verrotting, waardoor als je een tikje tegen het Rijk gaf, het in stukjes uiteen viel. Het gebrek aan loyaliteit aan Wenen was naar het schijnt zo erg dat soldaten overliepen naar de Russische partij.  

Het zwanenmeer

We kennen dit beeld van desintegratie beter van een recent voorbeeld; het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Na de val van de muur besloot het ene na het andere land alleen verder te gaan. De onenigheid binnen het Sovjetbestuur was in die jaren zo groot, dat zelfs toen de coup van Jeltsin plaatsvond er niets gebeurde. Svetlana Alexijevits memoreert in haar boek ‘Het einde van de rode mens’ hoe de staats tv ‘het zwanenmeer’ van Tsjaikovski in een loop afspeelde. Een invloedrijke generaal verhing zich. Een wereldrijk ging ten onder en niemand die wat deed.

Seniele oude man

Beide landsbesturen werden in de laatste jaren gedomineerd door grijze, oude mannen. Joseph Roth maakt in zijn befaamde boek ‘Radetzkymars’ keizer Franz Joseph belachelijk door hem af te schilderen als een seniele oude man. Hij komt er over als iemand die eigenlijk nauwelijks nog doorheeft dat hij bestaat, een beeld dat ik niet meer van mijn netvlies krijg. De link met het presidium van de Sovjet-Unie is snel gelegd, ook daar was het grijs dat de klok sloeg. De ene na de andere tussenpaus volgde elkaar in de jaren ’80 op en stierf. Alleen Gorbatsjov was van middelbare leeftijd, maar tegen de tijd dat hij wat mocht doen, erfde hij een bouwwerk dat alleen nog instorten kon.

Implosie

Nu lijkt het volgende wereldrijk aan de beurt. In de Verenigde Staten streden tijdens de vorige verkiezingen twee bejaarde mannen om de macht. Ik vind het een treurig beeld om president Biden te zien lopen naar zijn spreekgestoelte. Ook hier bekruipt me het gevoel dat je naar de paus kijkt, in plaats van naar een wereldleider van een machtig land. Zijn Verenigde Staten scheppen graag het beeld dat China hun grootste bedreiging is en halen halsbrekende toeren uit om het tij te keren. De coup die hun vorige president begin 2021 probeerde te plegen, zegt wat anders. En ook de reacties op de inval in Trump’s huis voorspellen weinig goeds.

We kijken naar een wereldmacht onder druk, alleen komt die druk niet van buitenaf, maar net als bij de andere twee, van binnenuit. Het tij keren gaat dan ook niet over de concurrentie met China, die ze vroeg of laat verliezen, maar over het voorkomen van een burgeroorlog of een implosie. En er lijkt geen seniele oude man die daar iets aan verandert.

Koude douche voor huurders

‘Ze wisten het al tijden’, zei de elektricien terwijl hij in de meterkast rommelde, ‘maar ze hebben het er gewoon op aan laten komen’. Verbijsterd keek ik naar de jongen en herinnerde me de reactie van de planner van zijn bedrijf aan de telefoon: ‘ze komen nu allemaal tegelijk’. De jonge elektricien stelde vast dat zij de rommel nu mochten opruimen, ondanks het gebrek aan personeel en de naderende bouwvak: ‘Wie dan nog niet aan de beurt is geweest heeft een probleem’.

Ik begreep al snel dat ik naar een bijzonder staaltje van verhuurdersarrogantie keek. Wat was het geval? Stedin, de netbeheerder in Gouda en omstreken, had al lang geleden aangegeven dat ze het zogenoemde TF-signaal gingen uitzetten. De elektrische boilers in appartementengebouwen kregen tot voorkort elke dag om 23u dit signaal, waarop ze met nachtstroom het reservoir vulden. Een prima concept, maar begrijpelijkerwijs een beetje achterhaald, in tijden van slimme meters. Zo gauw het TF-signaal begin juli wegviel, hielden alle meterkasten die nog niet waren omgebouwd subiet op de boiler te verwarmen. Kortom, de hele flat had geen warm water meer. En niet alleen onze flat, wist de electricien: ‘Ook bij woningbouwverenigingen en in Zoetermeer is het gebeurd’.

Online vond ik een artikel van de netbeheerder dat zij dit een jaar geleden al wilden doen, per 1 juli 2021. De gebouwbeheerders blijken dus rustig te hebben afgewacht tot de pleuris uitbrak, waarop ze, op verzoek van de huurders, massaal de elektricien inschakelden. Daardoor duurde het een week voordat die tijd hadden om langs te komen. Je zou het een milde vorm van nalatigheid kunnen noemen. Van de huurders in het gebouw hebben ze weinig te duchten; die zijn zo slecht verenigd dat niemand op het idee zal komen ze een zaak aan te hangen. Even voelde ik sympathie met de vakbonden die recent bij Amazon zijn opgericht.

Het is trouwens nog niet eenvoudig om iemand als schuldige aan te wijzen. Rond ons gebouw is een soort heilige drie-eenheid ontstaan. Het pand blijkt in bezit te zijn van een VVE, die hem laat beheren door een beheersmaatschappij. Bij navraag blijkt die VVE echter te worden geleid door diezelfde beheerder. Afdeling broekzak, vestzak dus. De derde partij is de makelaar, die de huren int en contracten afsluit. De nieuwe rookmelders in woningen (verplicht per 1 juli) worden ook door hen afgehandeld. Waarschijnlijk omdat dat in de woningen zelf plaatsvindt. Als er iets aan het gebouw gebeuren moet blijft de beheerder het aanspreekpunt.

En dus was het diezelfde beheerder die ik laatst aansprak in een ander staaltje van huurdersonmacht; over de rookmelders in het gebouw. In de kelder en in het trappenhuis hangen er talloze. Alleen piepen ze massaal. De batterijen zijn leeg en niemand maakt aanstalten daar wat aan te doen. En dat al vier maanden. Telefoontjes, mailtjes, mailtjes met uiterste data; er gebeurt helemaal niets. ODMH is zo vriendelijk om langs te komen, maar weet niet of ze er wat aan kunnen doen. De melders zijn immers niet verplicht. Dat er een paar jaar geleden brand is geweest in de tegenovergelegen kelder verandert daar niets aan. Het blije mailtje van de makelaar dat ze melders gaan ophangen in de appartementen blijkt irrelevant. Die heb ik namelijk al en zij gaan dus niet over het onderhoud aan het gebouw.

De electricien had beter nieuws: ‘Je hebt snel weer warm water’. De boiler zou zich straks met nachtstroom opnieuw vullen. Gasloos, in daluren en dus eigenlijk helemaal klaar voor de toekomst, stelde ik tevreden vast. Nu alleen nog wat zonnepanelen op het immense dak voor de stroom. Ik durf het niet te vragen.

Een revolutie

Revolutie

Ons consumptiepatroon moet anders. Voor de verduurzaming van de wereld wordt te veel gekeken naar uitstoot en te weinig naar consumptie. Dat schrijft de Volkskrant vandaag in een interview met DenkWerk, een club van invloedrijke bestuurders uit de zakenwereld.

Niemand is verrast als de heren (en dames?) vertellen dat het weinig zin heeft om windmolenparken aan te leggen en met elektrische auto’s te rijden, terwijl de consument zijn kleding bij Primark koopt en na drie keer dragen weggooit. De vervuiling exporteren we namelijk simpelweg naar India, waar al dat wegwerpgoed gemaakt wordt. Waar het leidt tot vieze rivieren, mistige lucht en mensonterende arbeidsomstandigheden. We hebben dus op meer vlakken dan alleen de landelijke uitstoot een verandering nodig in ons systeem.

Vernieuwing

Wat zij er niet bij zeggen is wat er echt nodig is voor verandering. We zitten immers op zijn kop in datzelfde systeem, dat draait op consumeren en wegwerpen. Het loont de moeite om eens te kijken naar hoe zo’n systeemverandering in het verleden werkte. Dit liet dezelfde Volkskrant laatst mooi zien in een verhaal over een aantal klassieke filosofen. Friedrich Nietzsche waarschuwde volgens hen juist voor de destructieve kracht van continue veranderingsdrift (‘nu nog beter!’). Hij stelde dat een maatschappelijk systeem altijd geneigd is om mensen eerst om te krijgen naar een nieuwe maatschappelijke orde, om hen vervolgens in slaap te sussen. Dit deed de kerk uitmuntend, nadat het in de 6e eeuw na Christus haar macht vestigde. Wat volgde was ‘the dark age’, een periode van eeuwen waarin het volk eronder werd gehouden door onthouding van kennis. Een cultureel, maatschappelijk vacuum, waarin alleen een selecte groep kerkelijke geleerden toegang tot kennis had.

Einde ‘Dark Age’

Uit een grafiek over het aantal publicaties in Europa blijkt dat pas sinds de 12e eeuw langzaam meer kennis werd verspreid. Grappig genoeg stamt het concept ‘Dark Age’ dan ook uit die tijd, van de Toscaanse schrijver Petrarch (1330 NChr.). De genadeklap zou veel later volgen, in de 18e eeuw, toen een groep intellectuelen onder leiding van Denis Diderot met de allereerste encyclopedie kwam. De kennis, die in 25 jaar tijd was samengebracht, zou een belangrijke rol spelen bij de Verlichting. Een slotstuk dus op veel meer wetenschappelijke publicaties, die de eenzijdige waarheid en werkelijkheid van de kerk langzaam doorbraken. Eeuwen waren er toen al nodig geweest om hun macht te breken.

Consumentisme

Vandaag is het gebruikte wapen geen onthouding van kennis, maar consumentisme. Om dit te keren hebben we vernieuwing nodig. Nietzsche waarschuwt dat het nieuwe ‘onder alle omstandigheden het kwaad [is], want het wil veroveren, de oude grenspalen omverwerpen en de oude gevoelens van piëteit schenden’. Maar hij zag ook dat ‘de sterkste en meest boosaardige geesten’ degenen waren die de mensheid het verste vooruit hebben gebracht. ‘Want zij brachten de ingeslapen hartstochten weer tot ontbranding’. In zekere zin hebben complotdenkers wel een punt dus, als ze stellen dat een elite hen eronder wil houden. Alleen zijn het niet George Soros of chemtrails die daar achter zitten. Wel is er een belang vanuit de (politieke) elite om het huidige systeem in het zadel te houden en die voorkomt dat er werkelijk wat verandert. Wat we nodig hebben is niet dat deze groep bestuurders langzaam aan wat knoppen draait. Dat mannen in pakken naar grafieken wijzen waarop de Co2 uitstoot langzaam daalt. We hebben deze mensen helemaal niet nodig, net zoals de wetenschap de kerk ook niet nodig had om hen omver te werpen. Wat we nodig hebben is radicale vernieuwing van de mensen die weten hoe het wel moet. Wat we nodig hebben is hun visionaire revolutie!

Leerzame uurtjes bij Weleda


Zelfs een tuin van Eden loop je voorbij, als je niet weet dat hij er is. Op persoonlijke uitnodiging van Jan Graafland mochten Hedwig en ik vandaag op bezoek bij de Weledatuin in Zoetermeer. Het was ons een eer, want we konden rekenen op een persoonlijke rondleiding van de hoofdtuinier zelf.

De omgeving van de tuin blijkt vrij onherbergzaam. Niet omdat we ons in de Alpen begeven boven de 3000 meter, maar vanwege het bedrijventerrein, de windmolens en wegen die er omheen liggen. Maar eenmaal gezeten aan mijn favoriete Verveinethee, vers uit de tuin, is dat snel vergeten. Jan warmt op voor een lesje plantopbouw, aan de hand van een stengel van de Goudsbloem die tegen het terras groeit. De onderste bladen, doceert Jan, zijn wat ronder, meer naar boven worden ze kleiner, maar ook smaller. Dat gaat door tot ze zo klein zijn dat ze de grootte worden van de bloemkroon. Je ziet er al wat van de kleur in terug van de bloem. De blaadjes die de bloem vormen hebben dezelfde vorm, maar zijn oranje. Dit alles mondt uit in de stuifmeeldraden, althans zo heb ik het als leek begrepen.

Maretak

Dan gaat de tuinman op de klompen en met karakteristieke strohoed op het hoofd ons voor de tuin in. We staan stil voor een appelboom, zo dood als een pier, maar bedekt door een verse laag groen. Hoe? De Maretak!
De besjes die de Maretak produceert kun je op de tak van een appelboom drukken en met wat geluk van de natuur ontspruit hieruit nieuw leven. De Maretak parasiteert op de appelboom, werkt zijn wortel in de stam of tak van de boom. Een appelboom kan er gerust 75 jaar oud mee worden, aldus Jan. Deze appelboom was inmiddels vrijwel afgestorven en dat vormt ook voor de Maretak een gevaar want; sterft de boom, dan sterft de parasiet ook.

Vooruit gaat het, langs de prachtige houten kas, waar ik even het ventilatiesysteem moet bewonderen, twee schuiven in de nok die in de lengterichting open kunnen. Op de composthoop ernaast schieten net een ris plantjes uit de nachtschadefamilie in bloei. Jan ondervond dat deze het fijn vonden op materiaal dat zich in de laatste fase bevond van compostering. De bloemen kunnen op hun beurt weer worden weer gebruikt voor Weledaproducten. Op deze locatie worden planten overigens vooral voor medicinaal gebruik geteeld.

Productiegronden

Naast de soorten die verspreid in de tuin groeien, zijn er eigenlijk twee strak georganiseerde productiegronden. Langs de kant waar wij net onwetend langs zijn gewandeld, vanaf het station, groeien bijvoorbeeld Goudsbloemen, Ezelsdistel en een fijn, bitter disteltje, waarvan ik de naam ben vergeten, maar die me in de mond bijblijft tot aan het einde van de rondleiding. Verderop, helemaal aan de andere kant van het herkenbare, antroposofische gebouw, ligt een lager gelegen grond. Het mooiste zijn hier de Wikke en Winterrogge. Als je de zaden in water toevoegt mengen ze zich prachtig onder elkaar, vertelde Jan al eens. Een zadenmengsel dat je zo gemengd, breed kunt uitzaaien. De rogge is stevig en biedt steun aan de Wikke, die zich langs de stengels omhoog werkt. Het wemelt er van de hommels en bijen, ik wil dit volgend jaar ook, merk ik.

Opmerkelijk hier is de kleibodem. Die lijkt van bovenaf droog als kurk en hard als steen, maar, zo laat Jan zien als hij een stukje met de hand graaft, niets is minder waar. Al binnen 10cm voelt de grond vochtig aan. De tuinier heeft het stuk dan ook niet bewaterd. Een openbaring, vergeleken bij de uitdrogende grond van onze eigen Warmoezerij.

Kijkje in de keuken


Tot slot krijgen we een kijkje in de keuken van Weleda. Waar worden de gezondheidsproducten gemaakt? Er is nauwkeurige controle op de kwaliteit. Zo is er een apparaat dat de vochtigheid meet van geplukte bloemen of blad. Met die gegevens weet de apotheker, die twee etages hoger zit, precies hoeveel hij van welke stof moet bijmengen voor het gewenste resultaat. Het kantoortje waar Jan dergelijke administratie bijhoudt is herkenbaar voor iedere ex- vrije school leerling (en voor mensen die weleens daten met vrije school docenten, ik noem geen namen). Prachtige deterministische platen aan de muren, foto’s, tekeningen, een klomp als pennenbakje; het is een vrolijke boel. Met goede gesprekken erbij hebben we drie uur van zijn tijd gesnoept. Een leuk onderhoud en een waar genoegen. Met moeite trekken we ons van de beider nieuwsgierigheid los en vertrekken vol inspiratie weer naar het Goudse. Op de terugweg zien we de tuin wel; zelfs een tuin van Eden loop je voorbij, als je niet weet dat hij er is.